Trombone

Ontstaan in de vijftiende eeuw is de trombone het eerste koperinstrument dat zijn uiteindelijke vorm kreeg. Het instrument was erg populair in kerk en kamermuziek. In de zeventiende eeuw werd depopulariteit, behalve in lokale orkesten maar het instrument werd rond 1800 snel populair in de groter wordende militaire orkesten. Rond deze tijd werd ook een tweede versie van dit instrument geintroduceert, te weten de ventieltrombone, maar deze wordt niet veel gebruikt.
In veel orkesten komen twee trombones voor, de gewone en de bastrombone.

Het instrument bestaat uit een cylindrisch geboorde buis en een U vormige beweegbare buis, de schuif of coulisse, uitlopend in een wijde beker. De lucht wordt ingebracht via een ketelmondstuk, dat iets groter is dan dat van de trompet. Door de schuif in of uit te trekken wordt de lengte van de pijp kleiner of groter en als gevolg daarvan de toon hoger danwel lager. Door de traploze overgang van de tonen is met dit instrument een mooi glissando te bereiken, het staploos doorlopen van een toonladder.