De strijkbas is het enige reguliere snaarinstrument binnen een harmonie-orkest en samen met het slagwerk de enige niet- blaasinstrumenten.
De strijkbas of contrabas is het grootste strijkinstrument, maar niet direct verwand aan de viool. Door de afwijkende vorm van de klankkast onstaat een andere vorm.
De in de middeleeuwen gebruikte bassen hadden vier tot soms wel zes snaren. In de achttiende en negentiende eeuw werden bassen voornamelijk met drie snaren bespannen, een A, D en G snaar. Deze bas wordt nog wel gebruikt in de oost europese volksmuziek.
Sinds het begin van de achttiende eeuw is een viersnarige bas een standaardinstrument, deze wordt ook nu nog gebruikt in de diverse orkesten. Het strijken op de bas wordt kan nog steeds op twee manieren gedaan worden, te weten het “duitse strijken”, waarbij de strijkstok onderhands wordt vast gehouden en het “franse strijken”, waarbij de strijkstok bovenhands wordt vastgehouden. Traditie is hierbij meestal de drijvende kracht voor de keuze.
Het instrument is ongeveer 193 centimeter hoog en kan bespeeld worden met een strijkstok, maar ook door op de snaren te tokkelen of plukken.
De muziek voor de contrabas wordt vaak een oktaaf hoger geschreven dan het geluid wat het instrument produceert. daarom wordt een bas ook wel een transponerend instrument genoemd (transponeren is een vertaalslag maken in toonhoogte van wat men leest en hoe de toon moet klinken).
Normaliter wordt de muziek genoteerd in de bassleutel, maar soms wordt de muziek zo hoog, dat moet worden overgegaan op de tenor- en in enkele gevallen zelfs op de vioolsleutel.