De trompet heeft een historie die al van voor de Egyptische koning Toetanchamon dateert, in zijn graf zijn al eenvoudige trompetten gevonden. Al duizenden jaren worden trompetten gebruikt ter opluistering van feestelijke gelegenheden. Rond het jaar 1600 ontstaat een trompet die in gebruik raakt bij concert en de dan opkomende opera.
In deze tijd moest een halve of hele toon verlaging gedaan worden door plaatsing van extra buizen tussen het mondstuk en het instrument. Hiervoor moest een muziekstuk onderbroken worden.
Een verbetering was de kleine coulisse zoals die in het groot toegepast is in de trombone. Daarom, toen aan het einde van de achttiende eeuw het kleppensysteem werd ontworpen, waardoor het bespelen van de trompet eenvoudiger werd, werd er ook meer muziek voor de trompet geschreven. Nog later, rond het begin van de negentiende eeuw wordt het ventielsysteem uitgevonden. Dit markeert de doorbraak van de trompet als orkestinstrument. Doordat het ventiel de buislengte van het instrument eenvoudig kan verlengen en verkorten, wordt het spelen van een lagere of hogere toon eenvoudiger en het spel gemak verbeterd.
In tegenstelling tot de hoorn welke een roterend ventiel heeft, bezit de trompet een schuifventiel. De moderne trompet heeft 3 ventielen en een kleine schuif die met de pink bewogen moet worden. Zoals bij zoveel muziekinstrumenten is ook voor de trompet een aantal instrumenten ontwikkeld met verschillende stemmingen. Vroeger bestonden er trompetten in de D en Es stemming, maar tegenwoordig zijn vooral de C- en Bestrompet erg populair. Daarnaast bestaan onder andere ook de piccolotrompet de bastrompet en de cornet, bij Advendo worden de trompet en de cornet bespeeld.
Deze instrumenten worden bespeeld door lucht te blazen tussen de lippen van de speler door in het het mondstuk, de buis versterkt de ontstane trilling, en zoals beschreven kunnen de ventielen zorgen voor de diverse tonen.