Fagot

De naam fagot komt van het italiaanse woord fagotto, wat takkebos betekend, verwijzend naar de oudste vormen van de fagot, een opgerolde of opgevouwen houten buis van enkele meters. De huidige fagot is echter nog maar een keer gevouwen. Net als de hobo is de huidige vorm van de fagot ontworpen aan het franse hof, door Jean Hotteterre.

Door het instrument in diverse afzonderlijke delen op te bouwen werd het mogelijk om de plaatsing van gaten te verbeteren. In het begin had de fagot maar drie kleppen, maar de wens om chromatische toonladders te kunnen spelen maakte dat er vijf extra kleppen bijkwamen.

Echter de ontwikkeling van de fagot splitste zich in een duitse en een franse vorm, waarbij de fransen, onder andere de firma Buffet-Crampon, vast hielden aan het oude franse ontwerp en de duitsers vooral in de persoon van Wilhelm Hückel een groot aantal technische verbeteringen toepasten.

De fagot bestaat uit vijf losse onderdelen, te weten:
De lucht gaat via het riet, de metalen S- of roerpijp, naar de vleugel (een smalle omlaag voerende zijbuis), in de kolf wordt de luchtrichting omhoog gebogen naar de of baspijp om uiteindelijk in de beker uit te komen.
De totale buislengte van de fagot is ca 3 meter. De contrafagot, een versie met een bereik ongeveer een octaaf lager heeft een lengte van ca zes meter.
De klankkleur van een fagot verschilt per register, in de lage tonen is het een warm donker instrument en daarmee een aanvulling op de groep houtblazers. Het midden register is bijzonder melodieus en wordt dan ook veel gebruikt voor het spelen van solo’s. Het hoge register heeft vooral een hoog, nasaal geluid.